(Grieks) (pdf)

[1] Mannen van Athene, hoewel er op bijna elke volksvergadering de nodige woorden vuilgemaakt worden aan het onrecht dat Philippus sinds het moment dat hij de vrede getekend heeft[1] niet alleen aan u, maar ook aan anderen doet, en hoewel ik er zeker van ben dat iedereen zal beweren, ook al brengen ze het niet in de praktijk, dat het nodig is om datgene te zeggen en te doen waardoor hij met zijn schandalige acties zal stoppen en zijn verdiende loon zal ontvangen, zie ik dat heel onze positie zodanig ondermijnd en gecompromitteerd is dat—ik ben bang dat ik iets lasterlijks ga zeggen, maar het is wel waar—ook als iedereen die naar voren kwam datgene zou willen zeggen en u voor datgene zou willen stemmen waardoor onze situatie zo beroerd mogelijk zou worden, het er volgens mij niet slechter voor zou kunnen staan dan nu het geval is. [2] Hier zijn vast vele oorzaken voor, en het is niet door één of twee daarvan zover gekomen, maar als u alles goed naloopt, dan ontdekt u dat het vooral komt door degenen die er liever voor kiezen om prettig in het gehoor te liggen dan te zeggen wat het beste is. Sommigen van hen, mannen van Athene, proberen vooral hun reputatie en hun macht te beschermen en hebben geen enkele interesse voor de toekomst, en vinden dus dat u die ook niet moet hebben. Anderen beschuldigen en belasteren diegenen van wie de voorstellen zijn doorgevoerd en bewerken daarmee niets anders dan dat onze gemeenschap zichzelf veroordeelt en daarmee druk is, maar Philippus zal kunnen zeggen en doen wat hij wil. [3] Zulke vormen van politiek zijn weliswaar gebruikelijk voor u, maar ze zijn de oorzaak van uw ellende. Mannen van Athene, ik mag hopen dat als ik u vrijmoedig de waarheid vertel, er bij u geen woede jegens mij ontstaat. Bekijkt u het zo: in andere gevallen vindt u zozeer dat vrijheid van meningsuiting een algemeen recht moet zijn, dat u er zelfs de buitenlanders en de slaven in laat delen, en men kan bij ons veel slaven zien met meer vrijheid om te zeggen wat ze willen dan burgers in sommige andere steden, maar uit de politieke besluitvorming heeft u het volledig verbannen. [4] Het resultaat hiervan is dat u in de vergaderingen gekieteld en gevleid wordt, omdat u alleen maar hoort wat u prettig vindt, maar dat u in de praktijk en in wat er zich afspeelt, inmiddels in het grootste gevaar verkeert. Dus als dit ook nu uw houding is, dan heb ik niets te zeggen, maar als u wilt horen wat u helpen kan, zonder enige vleierij, dan ben ik bereid te spreken. Want zelfs al staan de zaken er heel beroerd voor en is er veel verloren gegaan, als u bereid bent om te doen wat nodig is, kunt u dit alles toch nog rechtzetten. [5] Wat ik ga zeggen, klinkt misschien tegenstrijdig, maar het is wel waar: datgene wat het slechtste is aan het verleden, biedt de beste kansen voor de toekomst. Wat dat betekent? Dat uw positie zo hachelijk is, omdat u niets doet van de dingen die u moet doen, klein of groot. Als het er zo voor stond bij mensen die alles doen zoals het betaamt, ja, dan zou er geen hoop meer zijn dat het beter kon worden! Op dit moment heeft Philippus uw gemakzucht en uw nalatigheid onder controle, maar de stad heeft hij niet onder controle, en u bent niet verslagen, maar zelfs nog niet in beweging gekomen.

[6] Als we het er allemaal over eens zouden zijn dat Philippus oorlog voert tegen onze stad en dat hij de vrede schendt, dan zou iemand die naar voren treedt niets anders hoeven te zeggen en geen ander advies hoeven uit te brengen dan hoe wij ons zo veilig en gemakkelijk mogelijk tegen hem kunnen verdedigen, maar omdat een aantal mensen zulk een zonderlinge houding aanneemt dat, terwijl hij steden inneemt en veel van het onze in bezit heeft en tegen alle mensen onrecht pleegt, zij het goed vinden dat sommige mensen regelmatig tijdens onze vergaderingen beweren dat het een aantal ons zijn die de oorlog voeren, moet ik goed oppassen en ervoor zorgen dat ik niet mis te verstaan ben. [7] Er bestaat immers het risico dat iemand die een voorstel indient en advies geeft over hoe wij ons moeten verdedigen, de beschuldiging over zich heen krijgt dat hij de oorlog begonnen is. Als eerste van alles stel ik dus dit punt ter bespreking vast, of het zin heeft om te vergaderen over de vraag of we de vrede moeten bewaren of oorlog moeten voeren. [8] Welnu, als het voor onze stad mogelijk is om de vrede te bewaren en het zin heeft dat te doen, om met dit punt te beginnen, dan zeg ik dat wij haar moeten bewaren en zie ik graag dat degene die dit beweert, een voorstel schrijft en er uitvoer aan geeft en ons niet voor de gek houdt. Maar als die ander, met wapens in de hand en een groot leger om hem heen, de naam van vrede naar u als scherm gebruikt, maar zelf de daden van een oorlog verricht, wat resteert ons dan nog, behalve ons te verdedigen? Als u in uw woorden de vrede wilt bewaren, net zoals hij dat doet, dan heb ik geen bezwaar. [9] Maar als iemand daarmee een vrede bedoelt die ertoe leidt dat Philippus, nadat hij al het andere ingenomen heeft, op ons zal afkomen, dan is hij ten eerste niet goed bij zijn hoofd, en spreekt hij daarnaast over een vrede van u naar hem toe, maar niet van hem naar u toe. En dat is precies wat Philippus koopt met al dat geld dat hij uitgeeft: dat hij wel in oorlog is met u, maar geen oorlog van u heeft te lijden.

[10] En als we blijven wachten, totdat hij openlijk te kennen geeft oorlog met ons te voeren, dan zijn we de grootste naïevelingen van iedereen, want zelfs wanneer hij naar Attica optrekt en naar Peiraieus, zal hij dat niet zeggen, als we ons mogen baseren op wat hij bij anderen gedaan heeft. [11] Want tegen de Olynthiërs[2], toen hij zich veertig stadiën van de stad bevond[3], zei hij dat er één van de twee moest gebeuren: of dat zij niet meer in Olynthos zouden wonen, of hij niet meer in Macedonië, en dat terwijl hij al die tijd tot dan toe verongelijkt had gedaan als iemand hem van zoiets beschuldigde, en gezanten had gestuurd om zich te verdedigen. En naar de Phociërs reisde hij af alsof hij naar bondgenoten ging, en er waren gezanten van de Phociërs die hem op zijn reis vergezelden, en bij ons hield de meerderheid vast aan zijn overtuiging dat zijn doorsteek de Thebanen geen winst zou brengen.[4] [12] En ook Pherai, nadat hij kort daarvoor als vriend en bondgenoot naar Thessalië was gekomen, heeft hij ingenomen.[5] En tegen de onfortuinlijke Oreeërs, ten slotte, zei hij dat hij zijn soldaten uit de goedheid van zijn hart naar hen gestuurd had, als op een ziekenbezoek, want hij had vernomen dat zij leden aan een burgeroorlog, en het is de taak van ware vrienden om op zulke momenten bijstand te verlenen. [13] En vervolgens denkt u dat hij bij hen die hem geen kwaad hadden kunnen doen, al hadden ze zich er misschien wel tegen kunnen verdedigen, er liever voor koos hen te bedriegen dan hen met een aankondiging vooraf aan te vallen, maar dat hij met u oorlog zal voeren na het van tevoren aan te geven, en dat terwijl u zich zo gewillig laat bedriegen? [14] Dat kan niet waar zijn. Hij zou wel de grootste sufkop van alle mensen zijn, nu u niet hem aanklaagt voor het onrecht dat u gedaan wordt, maar een aantal van uw eigen mensen beschuldigt, als hij dan een oplossing zou bieden voor uw onderlinge strijd en door een openlijke verklaring uw vijandschap op zichzelf zou afwentelen en zijn eigen handlangers het argument zou ontnemen waarmee zij u weten te vertragen, namelijk door te zeggen dat hij geen oorlog voert tegen onze stad.

[15] Maar bij Zeus, bestaat er iemand die goed bij zijn verstand is en tegelijk liever op basis van woorden dan van daden zou willen bepalen of iemand vrede met hem heeft of oorlog tegen hem voert? Nee toch, lijkt me. Welnu, meteen in het begin, toen de vrede nog maar net gesloten was, toen Diopeithes nog geen strateeg was en de manschappen die zich nu in de Chersonesos bevinden nog niet uitgezonden waren, heeft Philippus Serreion en Doriskos ingenomen en uit het fort van Serreion en van de Heilige Berg heeft hij de soldaten verdreven die uw strateeg daar had gestationeerd.[6] [16] Waar was hij mee bezig, toen hij die dingen deed? Hij had immers vrede gezworen. En laat niemand zeggen: “Waar gaat dit over, wat maakt dit uit voor onze stad?” Want of het kleine dingen zijn en of ze al of niet van belang zijn voor onze stad, dat is een andere vraag, maar wat heilig en rechtvaardig is, of iemand ze nu in het klein overtreedt of in het groot, hun belang is hetzelfde. Komaan dus, als hij huursoldaten naar de Chersonesos stuurt[7], waarvan de koning van Perzië en alle Grieken erkend hebben dat het van u is, en als hij beweert te helpen en u dat per brief laat weten, waar is hij dan mee bezig? [17] Want hij zegt dat hij geen oorlog voert, maar ik ben het er volstrekt niet mee eens dat hij de vrede met u bewaart als hij zulke dingen doet. Integendeel, iemand die zich met Megara bemoeit[8] en in Euboia een tirannie instelt[9] en nu naar Thracië op weg is en in de situatie op de Peloponnesos zijn intriges weeft en alles wat hij uitvoert met een leger doet, ik zeg dat hij de vrede verbreekt en oorlog met u voert, tenzij u wilt beweren dat ook zij die oorlogsmachinerie opstellen, de vrede bewaren, tot het moment dat ze die op onze muren afsturen. Maar dat zult u niet beweren, want iemand die dingen uitvoert en voorbereidt waarmee hij mij kan innemen, die voert oorlog met mij, ook al heeft hij nog niet geworpen of geschoten. [18] Welke gevaren zou u lopen als er iets zou gebeuren? Dat de Hellespont in vreemde handen valt, dat iemand die oorlog tegen u voert zich meester maakt van Megara en Euboia, dat de Peloponnesiërs zijn kant kiezen. Iemand die deze oorlogsmachine tegen onze stad in stelling brengt, moet ik zeggen dat hij de vrede met u bewaart? [19] Geen denken aan, maar vanaf de dag dat hij de Phociërs vernietigde, vanaf die dag zeg ik dat hij in oorlog is. En als u zich nu eindelijk gaat verdedigen, dan zal ik zeggen dat u verstandig bezig bent, maar als u het op zijn beloop laat, dan zult u niets meer kunnen doen, ook niet wanneer u het wel wilt. Mannen van Athene, ik ben een volstrekt andere mening toegedaan dan de andere raadgevers, want volgens mij moeten we onze vergadertijd nu niet besteden aan de Chersonesos en Byzantium, [20] maar we moeten die plekken verdedigen en voorkomen dat hun iets overkomt, en we moeten de soldaten die daar nu gelegerd zijn alles sturen wat ze nodig hebben, en wij moeten daarentegen vergaderen over alle Grieken, over hoe zij zich in groot gevaar bevinden. Ik wil u vertellen waarom ik onze situatie zo hachelijk vind, zodat als mijn argumenten juist zijn, u ermee in zult stemmen en in elk geval voorzorgsmaatregelen zult nemen voor uzelf, als u het niet ook voor anderen wilt doen, maar als u vindt dat ik uit mijn nek klets en onzin uitkraam, besteed dan geen aandacht meer aan mij, nu niet en later niet, alsof ik iemand met een gezond verstand was.

[21] Dat Philippus vanuit een klein en nederig begin groot geworden is, en dat de Grieken gekenmerkt worden door wederzijds wantrouwen en onderlinge strijd, en dat het veel onwaarschijnlijker was dat hij vanuit zijn beginsituatie zo groot zou worden, dan dat hij nu, met alles dat hij al in zijn bezit gekregen heeft, ook de rest eronder zal krijgen, en al dit soort dingen waarover ik het zou kunnen hebben, die laat ik voor wat ze zijn. [22] Maar ik zie dat iedereen, te beginnen bij u, bij hem in iets berust dat vroeger de aanleiding voor alle Griekse oorlogen is geweest. Wat dat is? Het feit dat hij naar eigen willekeur kan handelen en de Grieken op die manier één voor één kortwiekt en kaalplukt en hun steden aanvalt en aan zich onderwerpt. [23] U hebt drieënzeventig jaar lang de eerste plaats onder de Grieken ingenomen, en de Spartanen hebben dat negenentwintig jaar, een ook de Thebanen hebben de laatste tijd, na de slag bij Leuktra, een soort van macht gekregen. Toch, mannen van Athene, hebben de Grieken noch bij u, noch bij de Thebanen, noch bij de Spartanen erin berust dat u naar eigen willekeur kon handelen, integendeel! [24] Want toen u, of liever gezegd de Atheners van die tijd, zich in de ogen van sommigen buitensporig gedroegen, vond iedereen, ook degenen die niets tegen hen te klagen hadden, dat het nodig was om mee te vechten met hen die onrecht geleden hadden. En toen daarna de Spartanen aan de leiding kwamen en u in macht voorbijgingen, op het moment dat ze over de schreef begonnen te gaan en de gevestigde orde bovenmatig opschudden, trokken allen tegen hen ten oorlog, ook degenen die niets tegen hen te klagen hadden. [25] En waarom moet ik het over de anderen hebben? Want hoewel wijzelf en de Spartanen in het begin niets konden noemen waarin ons onrecht door de ander werd aangedaan, vonden we niettemin dat we oorlog moesten voeren, vanwege het onrecht dat we bij anderen hadden zien gebeuren. En dat terwijl alles wat in die dertig jaar door de Spartanen uitgehaald is, en in die zeventig jaar door onze voorouders, minder is, mannen van Athene, dan wat Philippus in de nog geen dertien jaar dat hij op de voorgrond treedt, de Grieken heeft aangedaan. Sterker nog, het is nog geen fractie daarvan. [26] En dat is met een kort argument eenvoudig aan te tonen. Olynthos, Methone en Apollonia laat ik voor wat ze zijn, evenals de tweeëndertig steden in Thracië die hij allemaal zo meedogenloos met de grond gelijk gemaakt heeft, dat een voorbijganger niet gemakkelijk zou kunnen zeggen of ze ooit bewoond zijn geweest. Ook over het volledig verwoeste volk van de Phociërs zwijg ik. Maar hoe zit het met Thessalië? Heeft hij hun zelfbestuur en hun stadsgemeenschappen niet opgeheven en tetrarchieën ingesteld, zodat ze niet alleen per stad, maar ook per volk aan hem onderworpen zijn? [27] Worden de steden in Euboia inmiddels niet door tirannen bestuurd, en dat op een eiland vlakbij Thebe en Athene? Heeft hij niet expliciet in zijn brieven geschreven: “Ik heb vrede met diegenen die bereid zijn om naar mij te luisteren”? En het is niet zo dat hij deze dingen wel schrijft, maar niet doet, nee, hij reisde af naar de Hellespont, ging daarvoor naar Ambrakia[10], heeft Elis in zijn bezit[11], een zo grote stad op de Peloponnesos, en onlangs heeft hij zijn hand naar Megara uitgestrekt. Griekenland en het land van de barbaren zijn niet voldoende voor de hebzucht van die man! [28] En hoewel alle Grieken dit zien en horen, sturen we hierover geen gezanten naar elkaar en uiten we onze verontwaardiging niet, maar we zijn er zo slecht aan toe en per stad zo in onze eigen positie ingegraven, dat we tot op de dag van vandaag niet in staat zijn om ook maar iets te doen van de dingen die ons zouden helpen en die we horen te doen, namelijk om samen stelling te nemen en wederzijdse hulp en vriendschap te realiseren, [29] maar wij kijken toe hoe die man groter wordt, terwijl ieder het voor zichzelf vooral als tijdwinst ziet, wanneer een ander wordt aangevallen, en niemand kijkt of de zaak van de Grieken gered kan worden en daarvoor iets onderneemt. Want dat hij, net zoals bij koorts of een andere aandoening de aanvallen steeds terugkeren, ook diegene nadert die nu nog ver weg denkt te zijn, dat ontgaat niemand. [30] En ook dit weten jullie, dat al het onrecht dat de Grieken door de Spartanen of door ons geleden hebben, in elk geval van ware zonen van Griekenland te lijden hadden, en men zou het op dezelfde manier kunnen zien als dat wanneer een wettige zoon die een grote erfenis gekregen heeft, daar niet goed en juist mee omgaat, hij om die reden verwijten en kritiek verdient, maar dat men niet kan zeggen dat hij het gedaan heeft als iemand aan wie het niet toekwam of die geen erfgenaam was. [31] Maar als een slaaf of een bastaard zaken zou verkwisten of beschadigen die hem niet toekwamen, bij Herakles, hoeveel te meer zou iedereen zeggen dat het vreselijk was en een reden om boos te worden! Maar bij Philipus en wat hij nu doet, gedraagt niemand zich zo, hoewel hij niet alleen geen Griek is en in geen enkel opzicht bij de Grieken hoort, maar ook geen barbaar die ergens vandaan komt waarvan men kan zeggen dat het goed is om er vandaan te komen. Nee, hij is een verderfelijke Macedoniër, waarvandaan nog nooit iemand een fatsoenlijke slaaf heeft kunnen kopen.

[32] Werkelijk, welk toppunt van brutaliteit laat hij nog achterwege? Nog afgezien van het feit dat hij steden verwoest heeft, organiseert hij soms niet de Pythische Spelen, een gezamenlijk toernooi voor alle Grieken, en als hij zelf niet aanwezig is, stuurt hij dan niet zijn onderdanen om de Spelen te leiden?[12] Is hij niet de meester van Thermopylai en van de toegangspoort naar Griekenland, en houdt hij deze plaatsen niet onder zijn controle met wachtposten en huursoldaten? Heeft hij geen voorrang bij het orakel, waarbij hij de Thessaliërs en de Doriërs en de andere leden van de Amphictionie[13] verdringt in een recht dat niet eens aan alle Grieken toekomt? [33] Schrijft hij de Thessaliërs niet voor wat voor staatsvorm ze moeten hanteren? Stuurt hij geen huursoldaten op pad, een aantal naar Porthmos, om de democratie van de Eritreeërs uit te bannen, en een aantal naar Oreos, om Philistides als tiran aan te stellen? En al zien ze deze dingen, toch houden de Grieken zich stil; ze maken op mij de indruk hem te beschouwen als een hagelstorm, allemaal biddend dat hij niet over hen heen komt, maar zonder dat iemand probeert hem tegen te houden. [34] En niet alleen bij de vernederingen die Griekenland van hem te verduren krijgt, staat er niemand op ter verdediging, maar ook niet bij het onrecht dat iedereen zelf te lijden heeft. Extremer dan dat kan het niet worden! De Korinthiërs: is hij niet naar Ambrakia en Leukas opgetrokken? De Achaiers: heeft hij niet gezworen Naupaktos aan de Aetoliërs over te dragen? De Thebanen: heeft hij Echinos niet van hen afgepakt, en marcheert hij op dit moment niet richting de Byzantijnen, die hun bondgenoten zijn? [35] En wijzelf: al het andere sla ik over, maar heeft hij niet Kardia in bezit, de grootste stad van de Chersonesos? En hoewel we dit te verduren krijgen, blijven we allemaal aarzelen, gedragen we ons als een stel slappelingen en blijven we naar de buren kijken, vol wantrouwen naar elkaar, maar niet naar hem die ons allemaal onrecht aandoet! Iemand die zo schandalig met iedereen omgaat, wat denkt u, wat zal hij doen, zodra hij zich van ieder van ons meester gemaakt heeft?

[36] Wat is nu de oorzaak van dit alles? Want het is niet onlogisch of zonder passende oorzaak dat de Grieken toendertijd klaar waren voor de vrijheid en dat ze dat nu zijn voor de slavernij. Er was toen iets, mannen van Athene, er was iets in de manier waarop de meeste mensen dachten, iets dat er nu niet is, iets dat de rijkdom van de Perzen de baas kon en dat Griekenland vrij hield en dat in geen enkele zeeslag of veldslag het onderspit dolf, maar nu dat verdwenen is, ligt alles overhoop en gaat onze situatie alle kanten op. [37] Wat dat was? Niets geleerds of ingewikkelds, maar dat iedereen een haat koesterde voor mensen die geld aannamen van iemand die Griekenland wilde overheersen of vernietigen, en dat het een hoogst kwalijke zaak was om erop betrapt te worden omgekocht te zijn, en dat zij dit met de zwaarst mogelijke straf bestraften, en dat er geen mogelijkheid van voorspraak of gratie was. [38] Kansen, die het lot ook vaak biedt aan wie onoplettend is tegenover wie zijn aandacht erbij houdt en aan wie niets wil doen tegenover wie alles doet zoals het betaamt, waren bij onze politici en strategen dus in geen enkele omstandigheid voor geld opgeefbaar, net zomin als onze onderlinge eensgezindheid, ons wantrouwen tegen tirannen en barbaren, en al dat soort zaken. [39] Maar nu zijn die allemaal als marktwaar verkocht, en in ruil daarvoor zijn er dingen geïmporteerd waardoor Griekenland bedorven en verziekt is geraakt. Wat die dingen zijn? Jaloezie als iemand iets aanneemt, gelach als hij het bekent, vergeving voor wie betrapt wordt, haat als iemand deze dingen afkeurt, en al het andere dat bij coruptie komt kijken. [40] Want triremen, een groot aantal manschappen, financiële bronnen, een overvloed aan materieel en al het andere waardoor iemand een stad sterk zou kunnen vinden, dat staat ons nu veel meer en in veel grotere mate ter beschikking dan toendertijd aan hen, maar dat alles brengt niets, bewerkt niets, baat niets, door toedoen van die kooplui.

[41] Dat de zaken zo in elkaar steken, dat kunt u wat het heden betreft zelf goed genoeg zien, daarvoor heeft u mijn getuigenis niet nodig. Maar wat het verleden betreft, dat het toen het tegengestelde was van nu, dat zal ik u laten zien, niet door woorden van mijzelf te spreken, maar de teksten van uw voorouders, die zij op schrift hebben gesteld op een bronzen zuil op de Akropolis, niet voor eigen gebruik (want ook zonder deze teksten hadden ze al de juiste gezindheid), maar zodat u een aandenken en een voorbeeld zou hebben van hoe men zich voor dit soort zaken hoort in te zetten. [42] En wat zeggen de teksten? Ze zeggen: “Arthmios, zoon van Pythonax, uit Zeleia, is rechteloos en een vijand van het volk der Atheners en van haar bondgenoten, hijzelf en zijn geslacht.” Daarna staat de reden geschreven waarom dit gebeurd is: “Omdat hij het goud van de Meden naar de Peloponnesos gebracht heeft.”[14] Dat zijn de teksten. [43] Bij de goden, bedenk toch eens wat de gezindheid van de Atheners was die dit toen deden en wat hun besluit inhield! Een man uit Zeleia, Arthmios, een onderdaan van de Perzische koning (Zeleia ligt immers in Azië), omdat hij in dienst van zijn heerser goud naar de Peloponnesos, niet eens naar Athene, bracht, verklaarden zij officieel tot vijand van henzelf en hun bondgenoten, hem en zijn geslacht, en als rechteloos. [44] Dit is niet de rechteloosheid zoals men de term normaal zou gebruiken, want wat maakt het uit voor iemand uit Zeleia, als hij geen deel zou hebben aan de Atheense burgerrechten? Maar in de wetgeving over moordzaken staat er geschreven over diegenen bij wie de wet geen strafmaat vordert als ze vermoord worden, maar die men straffeloos kan doden: “Ook als dode zal hij rechteloos zijn”. Hiermee wordt bedoeld dat iemand die zulke mensen doodt, vrij van schuld is. [45] Zij vonden dus dat het welzijn van alle Grieken ook hun zorg was—want als zij dat niet deden, dan had het hun niets kunnen schelen of iemand mensen op de Peloponnesos omkoopt en corrumpeert—en zij spraken een vonnis uit en straften degenen over wie ze het vernomen hadden op zo’n manier, dat ze hen op een officiële lijst plaatsten. Met recht boezemde daarom de realiteit van de Grieken de barbaar angst in en niet de barbaar de Grieken. Maar nu niet meer. Want u gaat er zo niet mee om, niet met zulke dingen en ook niet met de rest. Hoe dan wel? [46] Dat weet u zelf. Want waarom moet men u van alles de schuld geven? De rest van de Grieken doet het niet veel beter, maar gedraagt zich net zo. Daarom zeg ik u dat de huidige situatie vraagt om serieuze inspanning en om goede raad. Welke? Vraagt mij dat te zeggen? En zult u niet boos worden?

[Hij leest voor van een schrijftafeltje]

[47] Nu bestaat er een onnozel argument aan de kant van hen die onze stad gerust willen stellen, namelijk dat Philippus nog niet is waar de Spartanen eens waren, die land en zee volledig beheersten en de Perzische koning als bondgenoot hadden, en niemand kon weerstand aan hen bieden, maar dat onze stad zich niettemin ook tegen hen wist te verdedigen en niet ingenomen werd. Ik ben echter van mening dat, zelfs als om zo te zeggen alles een grote ontwikkeling doorgemaakt heeft en geen van de zaken van nu gelijk is aan vroeger, er niets verder voortgeschreden is of zich harder ontwikkeld heeft dan het oorlogswezen. [48] Om te beginnen weet ik van horen zeggen dat in die tijd de Spartanen en alle anderen gedurende vier of vijf maanden, het goede seizoen, hun invallen pleegden en het land schade berokkenden met hun hoplieten en burgerlegers, om vervolgens weer terug te keren naar huis. En ze waren zo ouderwets, of liever gezegd zulke goede burgers, dat er bij niemand iets voor geld te koop was, maar dat zij hun oorlogen fatsoenlijk en met open vizier uitvochten. [49] Maar tegenwoordig ziet u dat het de verraders zijn die de meeste schade berokkenen en dat er niets meer met slagorde en veldslag beslist wordt, en u hoort dat Philippus niet aan het hoofd van een phalanx hoplieten optrekt waarheen hij maar wil, maar steunend op lichtbewapende troepen, ruiters, boogschutters, huursoldaten, zo’n soort leger. [50] Als hij met deze troepen vervolgens gemeenschappen aanvalt die intern verziekt zijn en er niemand ter verdediging van het land uittrekt, als gevolg van het onderlinge wantrouwen, dan stelt hij zijn oorlogsmachines op en belegert hij de stad. En ik zwijg over de zomer en winter, dat hier geen verschil tussen bestaat en dat er geen speciaal seizoen meer is waarin men de strijd staakt. [51] Nu u dit allemaal weet en in overweging neemt: u moet de oorlog niet naar ons land laten komen en uzelf niet in het verderf storten door uw blik gericht te houden op dat onnozele voorbeeld van de oorlog destijds tegen de Spartanen, maar u moet zich met politieke en militaire middelen van zo groot mogelijke afstand tegen hem verdedigen, terwijl u erop toeziet dat hij zich niet van zijn thuisland verplaatst en u hem niet in een directe confrontatie hoeft te bestrijden. [52] Want, mannen van Athene, in een oorlog bezorgt de natuur ons veel voordelen, als wij bereid zijn om te doen wat nodig is, de natuurlijke gesteldheid van zijn land namelijk, waarvan we veel kunnen plunderen, roven en beschadigen, en nog ontelbaar veel andere zaken, maar in een veldslag is hij meer geoefend dan wij.

[53] En u moet zich niet alleen hiervan bewust zijn en u met oorlogsdaden tegen hem verdedigen, maar ook moet u op rationele en principiële gronden haat koesteren voor degenen onder u die ten gunste van hem het woord voeren, omdat u ervan doordrongen bent dat het niet mogelijk is om de vijanden van onze stad te verslaan, voordat u korte metten heeft gemaakt met degenen die in uw eigen stad met hen collaboreren. [54] Maar bij Zeus en alle andere goden, u zult niet bij machte zijn om dit te doen, maar u bent al tot zulk een graad van verdwazing gekomen, van verstandsverbijstering, van ik weet niet hoe ik het noemen moet (want mij heeft ook vaak de angst bekropen dat een bovennatuurlijke macht dit alles aandrijft), dat u uit zucht naar scheldpartijen, verwijten, spot, of welke reden u ook maar mag hebben, de opdracht geeft aan deze huurlingen (sommigen van hen zouden niet eens ontkennen dat ze zoiets zijn) om te spreken, en u lacht, wanneer zij mensen uitschelden. [55] En dat is nog niet het ergste, hoewel het al erg is, maar u heeft het deze mensen verleend om met meer veiligheid hun politiek te bedrijven dan degenen die ten gunste van uzelf het woord voeren. Maar zie dan toch hoeveel onheil het veroorzaakt om naar dit soort mensen te willen luisteren! Ik zal een aantal zaken noemen waarmee iedereen bekend is.

[56] In Olynthos bevonden sommige bestuurders zich in het kamp van Philippus en werkten in alles met hem mee, en andere bevonden zich in het beste kamp en spanden zich ervoor in dat hun burgers geen onderdanen zouden worden. Wie van beide partijen hebben hun vaderland verwoest? Wie hebben de ruiterij verraden, een verraad waardoor Olynthos te gronde is gegaan? Degenen die aan de belangen van Philippus dachten en die, toen de stad nog bestond, degenen die zich in het beste belang uitspraken, valselijk beschuldigden en zodanig belasterden, dat het volk van de Olynthiërs er zelfs toe overgehaald werd om Apollonides te verbannen.

[57] En het is niet zo dat deze gewoonte alleen bij hen niets dan kwaad bewerkte en elders niet, maar toen in Eretria het volk na het vertrek van Ploutarchos en zijn huursoldaten de stad en Porthmos in bezit had, wilden sommigen hun beleid naar u richten en anderen naar Philippus. En omdat die arme, onfortuinlijke Eritreeërs in het meeste, of eigenlijk in alles, naar de tweede groep luisterden, werden ze tenslotte ertoe overgehaald om diegenen te verbannen die ten gunste van henzelf het woord voerden. [58] En hun bondgenoot Philippus stuurde Hipponikos met duizend huursoldaten, haalde de muur rond Porthmos neer en stelde drie tirannen aan, Hipparchos, Automedon en Kleitarchos, en sindsdien heeft hij hen al tweemaal uit hun land verdreven, omdat ze zichzelf wilden bevrijden, de eerste keer door huursoldaten te sturen onder leiding van Eurylochos, en daarna onder leiding van Parmenion.

[59] Waarom zou ik alle gevallen opnoemen? Niettemin, in Oreos werkte Philistides voor Philippus, en Menippos en Sokrates en Thoas en Agapaios deden dat ook, de mannen die nu de stad in hun bezit hebben, en iedereen wist dat ze dat deden, maar een zekere Euphraios, die ook ooit hier bij ons gewoond heeft, spande zich ervoor in dat zij vrij en niemands onderdaan zouden zijn. [60] Hoe deze man door het volk vernederd en in de modder vertrapt is, dat zou een lang verhaal worden, maar het jaar voor de inname van de stad gaf hij Philistides en diens metgezellen aan als verraders, omdat hij erachter gekomen was waar ze mee bezig waren. Er verzamelde zich een grote hoeveelheid mannen, met Philippus als regisseur en aanstichter, en zij voerden Euphraios af naar de gevangenis, onder het voorwendsel dat hij onrust stookte in de stad. [61] Toen het volk van de Oreeërs dat zag, in plaats van hem te helpen en die mannen af te ranselen, werd het niet boos op hen, maar zeiden ze vol leedvermaak dat hij het er zelf naar gemaakt had. Na deze gebeurtenis spanden de mannen zich er met alle vrijheid die zij zich maar wensten ervoor in dat de stad ingenomen zou worden, en zij troffen de voorbereidingen voor de uitvoer hiervan, en als iemand van het volk er iets van merkte, dan zweeg hij, door angst lamgeslagen, omdat hij zich herinnerde wat voor dingen Euphraios had moeten ondergaan. Ze waren er zo ellendig aan toe, dat bij het voortschrijden van dit kwaad niemand eerder zijn stem durfde te laten horen dan toen de vijanden na het afronden van de voorbereidingen hun muren naderden, en op dat moment wilden sommigen de stad verdedigen en anderen haar uitleveren. [62] En nadat de stad op zo’n schandelijke en slechte manier is ingenomen, heersen deze mannen nu als tirannen, waarbij ze de mensen die hen destijds gered hadden en die bereid geweest waren om Euphraios al het mogelijke aan te doen, verbannen en doden, maar Euphraios sneed zichzelf de keel door, met deze daad ervan getuigend dat hij zich op rechtvaardige en integere wijze ten gunste van de burgers tegen Philippus had opgesteld.

[63] Wat kan er de oorzaak van zijn, vraagt u zich wellicht verbaasd af, dat zowel de Olynthiërs als de Eretriërs als de Oreeërs de voorkeur gaven aan mensen die ten gunste van Philippus spraken boven degenen die ten gunste van henzelf spraken? Dezelfde oorzaak als bij u, namelijk dat het voor degenen die in het beste belang spreken soms niet mogelijk is, zelfs als zouden ze het willen, om iets te zeggen dat u prettig vindt, want zij kijken noodgedwongen naar hoe onze belangen behartigd kunnen worden, terwijl de anderen met toespraken die u fijn vindt, Philippus in de kaart spelen. [64] Zij riepen op om geld in te zamelen, maar de anderen beweerden dat dit niet nodig was. Zij riepen op om oorlog te voeren en hem niet te vertrouwen, maar de anderen om de vrede te bewaren, totdat ze als ratten in de val zaten. Het ging steeds op dezelfde manier, om niet alles te noemen. De ene groep zei datgene waarmee ze konden behagen, de andere groep zei datgene waardoor zij behouden zouden blijven. En op het einde lieten de meesten veel zaken niet zozeer op hun beloop omdat ze dat prettiger vonden of uit onwetendheid, maar uit defaitisme, omdat ze meenden dat alles verloren was. [65] Bij Zeus en Apollo, ik ben bang dat ook u hieraan zult lijden, zodra u bij uw beschouwingen merkt dat u geen mogelijkheden meer heeft. Mannen van Athene, ik hoop dat het niet zover komt! Maar dan nog is het beter om tienduizendmaal dood te zijn dan kruiperig met Philippus te collaboreren en mensen in de steek te laten die in uw belang het woord voeren. Een mooie dank heeft het volk van de Oreeërs ontvangen, voor het feit dat ze zich naar de kant van Philippus’ vrienden gekeerd hebben en Euphraios hebben verworpen! [66] Een mooie dank ook het volk van de Eretriërs, voor het feit dat ze uw gezanten hebben weggestuurd en zichzelf in handen van Kleitarchos hebben uitgeleverd! Ze leven als slaven, worden gegeseld en afgeslacht! Een mooie genade schonk hij aan de Olynthiërs, die Lasthenes tot hipparch verkozen, maar Apollonides verbanden! [67] Het is dwaas en laf om uw hoop op dit soort zaken te stellen, om op een foute manier te vergaderen en niets te willen doen van wat u zou moeten doen, maar uw oor te laten hangen naar diegenen die ten gunste van de vijand spreken, en te denken dat u in zo’n grote stad woont, dat u niets ergs kan overkomen, wat er ook gebeurt. [68] En ook dit is beschamend, om later te zeggen: “Wie had er kunnen denken dat zit zou gebeuren? Bij Zeus, we hadden dit en dat moeten doen, en dat niet moeten doen!” De Olynthiërs zouden nu veel dingen kunnen noemen die, als ze die destijds voorzien hadden, hen voor verwoesting behoed hadden, net zoals de Oreërs, net zoals de Phociërs, net zoals iedereen die nu verwoest is. [69] Maar wat daarvan kan hen nu nog helpen? Zolang het schip boven water blijft, of het nu groot of klein is, zolang moeten matroos en stuurman en iedere man zich zonder ophouden inzetten en erop toezien dat niemand  het moedwillig of per ongeluk doet kapseizen, maar zodra de zee zich erboven gesloten heeft, is elke ijver tevergeefs. [70] Dus ook wij, mannen van Athene, zolang we nog boven water zijn en een heel grote stad hebben, ruim in onze middelen zitten, een uitstekende reputatie hebben, wat gaan we doen? Wellicht dat iemand zich dit al een tijdje zit af te vragen. Bij Zeus, ik zal het zeggen en ik zal een voorstel indienen, zodat u erop kunt stemmen, als u wilt. Als eerste moeten wij onszelf verdedigen en uitrusten, met triremen, geld en met soldaten, bedoel ik, want ook als alle anderen eraan toegeven om slaven te worden, moeten wij hoe dan ook voor vrijheid blijven strijden. [71] En zodra wij onszelf volledig hebben voorbereid en dit wereldkundig hebben gemaakt, moeten we ook de rest aansporen, en we moeten overal gezanten heen sturen om hen hierover in te lichten, naar de Peloponnesos, naar Rhodos, naar Chios, ja, ik bedoel zelfs de Perzische koning (want het botst bepaald niet met zijn belangen om die man niet zomaar alles aan zich te laten onderwerpen), zodat als u hen weet te overtuigen, u de risico’s en de kosten gezamenlijk kunt dragen, mocht dat nodig zijn, en als het u niet lukt, dan heeft u in elk geval tijd gewonnen in dit gebeuren. [72] Aangezien het immers om een oorlog tegen één man gaat en niet tegen de kracht van een vereende stad, is ook dit niet zonder nut, net zoals de diplomatieke missies van het afgelopen jaar over heel de Peloponnesos om hem aan te klagen, waarbij ik en onze goede Polyeuktes hier en Hegesippos en de andere gezanten hebben rondgereisd en het voor elkaar kregen dat hij zich inhield en niet naar Ambracia kwam en ook niet naar de Peloponnesos optrok. [73] Natuurlijk bedoel ik niet dat u anderen aanspoort, zonder ook zelf datgene te willen doen dat voor uzelf nodig is, want het is gekkigheid om eerst de eigen belangen op te geven en vervolgens te beweren die van anderen te willen behartigen, en om anderen bang te maken voor de toekomst, terwijl u de huidige problemen over het hoofd ziet. Dat bedoel ik niet, maar ik zeg dat u geld moet sturen naar de troepen in de Chersonesos en al het andere moet doen dat zij vragen, en dat u dan zichzelf moet toerusten en dat u dan de rest van de Grieken bijeenroept, verzamelt, inlicht en vermaant. Dat is de taak van een stad met een reputatie zo groot als de uwe. [74] En als u gelooft dat de Chalcidiërs Griekenland zullen redden, of de Megariërs, en u voor uw verantwoordelijkheden kunt weglopen, dan ziet u dat niet juist, want het zou al heel mooi zijn als ieder van hen zijn eigen hoofd boven water kan houden. Dit moet daarentegen door u gedaan worden. Uw voorouders hebben dit privilege met veel en groot gevaar verworven en het u nagelaten. [75] Maar als iedereen achteroverleunt, zich bezighoudt met wat hij zelf leuk vindt en erop toeziet dat hij zelf niets hoeft te doen, dan zal hij op de eerste plaats nooit mensen vinden die het wel doen, en vrees ik vervolgens ook dat alles wat wij niet willen doen, zich vroeg of laat aan ons zal opdringen.

[76] Dit heb ik te zeggen, dit is mijn voorstel, en ook nu nog geloof ik dat als dit gebeurt, de zaak nog rechtgezet kan worden. Als iemand iets beters heeft dan dit, dan moet hij spreken en zijn advies laten horen. En wat u ook besluit, bij alle goden, ik hoop dat het goed uitpakt.


[1] De vrede van Philokrates (346 v. Chr.), die een einde maakte aan de Derde Heilige Oorlog.

[2] Olynthos was in 348 v. Chr. door Philippus verwoest.

[3] Een stadion is ongeveer 185 meter. Veertig stadia zijn dus ongeveer 7,5 km.

[4] Tijdens het sluiten van de vrede van Philokrates had Philppus op slinkse wijze de pas bij Thermopylai in weten te nemen, waardoor centraal Griekenland voor hem open lag. Phocis, Athenes bondgenoot tegenver Thebe en Macedonië, bleek daardoor niet meer te redden.

[5] Philippus veroverde Pherai in 352 v. Chr.

[6] Allemaal plekken in Thracië. Philippus veroverde ze in 346 v. Chr.

[7] Het schiereiland Gallipoli aan de Hellespont, dat onder Atheens gezag stond. De inwoners van de stad Kardia hadden in 352 v. Chr. vriendschap met Philippus gesloten. Toen Diopeithes in 343 v. Chr. Atheense kolonisten naar Kardia bracht en de stad deze niet wilde opnemen, bood Philippus aan om te bemiddelen. Uiteindelijk zou hij de Atheners verjagen en de macht in de Chersonesos overnemen.

[8] In 343 v. Chr. probeerden pro-Macedonische inwoners van Megara de stad aan Philippus uit te leveren, maar vooralsnog zonder succes.

[9] In Eretria en Oreos. Zie ook de paragrafen 57-58 en 61-62.

[10] In 342 v. Chr., maar zonder succes.

[11] Door middel van een oligarchische staatsgreep in 343 v. Chr.

[12] In 346 v. Chr. leidde Philippus in eigen persoon de Pythische Spelen. In 342 stuurde hij een vertegenwoordiger. Het recht hiertoe was verbonden aan zijn leidende positie in de Delphische Amphictionie.

[13] Een amphictionie is een organisatie van naburige staten rond een heiligdom, die gezamenlijk zorgdragen voor het onderhoud en de bescherming ervan. In dit geval gaat het om de Amphictionie van Delphi, de belangrijkste en meest prestigieuze in zijn soort.

[14] Waarschijnlijk in verband te brengen met een Perzische diplomatieke missie naar Sparta rond 455 v. Chr., ten tijde van de Atheense expeditie naar Egypte.