Toen ik in Egypte was, heb ik zelf veel dieren gezien, en in het bijzonder de krokodil. Dit dier is sterk en bewonderenswaardig. Het heeft vier korte poten, een brede kop en een lange staart. De krokodil is een dier dat zowel op het land leeft als in het water, want de dagen brengt hij vaak op het land door, maar de hele nacht is hij in het warme water van de rivier. Het vrouwelijke dier legt haar eieren op het land.

Voor zover ik geleerd heb, heeft de krokodil van alle dieren de grootste groei. Want zijn eieren zijn gelijk aan ganzeneieren en het kind is klein, maar het volwassen dier heeft soms een lengte van zeventien el. Hij heeft de ogen van een varken en scherpe, grote tanden. Hij heeft geen tong. En hij beweegt niet zijn onderkaak, maar zijn bovenkaak.

Omdat hij zijn voedselvoorziening in het water heeft, zit bij de krokodil heel zijn mond vol met bloedzuigers. De andere vogels vluchten van hem weg, maar de strandloper is bevriend met hem. De krokodil komt namelijk vaak uit het water op het land en spert zijn bek open – want dat bezorgt hem genoegen – en draait zijn kop helemaal naar het westen. Dan gaat de snelle vogel zijn bek binnen en eet daar alle bloedzuigers op. Zo zijn de grote krokodil en de kleine strandloper gezellen en helpen ze elkaar gedurende hun leven.