Ik ben Persephone, een jong meisje, koningin van alle schimmen. Want op een keer zag Hades, toen hij uit de onderwereld omhoogkwam, mij spelen en bloemen verzamelen, en meteen wilde hij mij pakken. Maar ik vluchtte voor de god, omdat hij groot en angstaanjagend was. Hij achtervolgde mij, terwijl ik vluchtte. En ik rende zo snel mogelijk weg, maar al rennend viel ik op de grond. Meteen pakte de god mij met zijn handen op, terwijl ik huilde, en droeg mij naar de Tartaros.

Daar zei hij tegen mij dat hij met mij wilde trouwen. Maar ik wees het huwelijk af, omdat ik verlangde naar het daglicht en naar mijn moeder. Tenslotte bedroog de god mij met een list, toen hij zei: “Omdat ik niet tegen je zin met je zal trouwen, laat ik je na de maaltijd naar het daglicht omhooggaan.” Ik nam deel aan de maaltijd, maar ik at slechts zes granaatappelpitjes. Daarna zij hij: “Ga omhoog naar je moeder, Persephone, maar weet dit: volgens de wet ben je verplicht om in de Tartaros te wonen, wanneer je aan de maaltijd deelgenomen hebt.”

Demeter hoorde van de schandelijke list en smeekte Zeus: “Je laat toch niet toe dat je broer jouw dochter rooft?” Maar omdat Zeus niet in staat was om het lot te veranderen, wees hij de helft van het jaar aan mijn moeder toe en de rest van de tijd aan mijn echtgenoot. Zo breng ik de zomer met mijn moeder door, maar woon ik gedurende de winter onder de aarde. En zolang als ik niet bij mijn moeder ben, laat Demeter de gewassen niet groeien.