Pelops wil het mooie meisje verkrijgen. Oinomaos zegt tegen hem: “Als je met Hippodameia wilt trouwen, dan moet je van mij winnen in een paardenrace. Als jij wint, dan ontvang je het meisje en mijn rijk, maar zo niet, vrees dan je verschrikkelijke straf.”

Omdat hij ervan overtuigd is dat de paarden van Oinomaos onoverwinnelijk zijn, maakt Pelops gebruik van een list. ’s Nachts gaat hij heimelijk naar Oinomaos’ paardenverzorger en hij belooft hem de helft van het rijk in ruil voor zijn hulp. Omdat hij Pelops gelooft, maakt de paardenverzorger de wielen met bijenwas vast aan Oinomaos’ wagen.

Daarna houden Pelops en Oinomaos hun wedstrijd. Oinomaos’ paarden rennen zo snel als de wind: de paarden van Pelops volgen hen ternauwernood. Maar na een korte tijd wordt de bijenwas warm en smelt. Plotseling rollen de wielen weg van de wagen. Meteen valt Oinomaos uit de wagen en komt op ellendige wijze aan zijn einde. Zo verkrijgt Pelops de heerschappij en de mooie Hippodameia.

Dan vraagt ook de paardenverzorger hem om zijn loon. Pelops voert hem naar een hoge klif die boven de zee ligt en zegt tegen hem: “Jij en ik heersen niet alleen over de aarde, maar ook over de zee. Ik geef je nu jouw helft van het rijk: ontvang heel de zee!” En meteen gooit hij de ongelukkige man van de klif af.