Een oude zeeman zat de hele dag bij de haven, met grote interesse naar de schepen kijkend. En ’s avonds zag hij drie jongemannen lopen en hij zei tegen hen: “Jullie komen mij zo moedeloos over, jongens! Wat hebben jullie deze dag gedaan?” Eén van hen antwoordde: “Elke dag slepen wij de schepen door de diolkos. Het werk kost zware inspanning, maar levert weinig loon op. ’s Nachts bid ik soms dat de wind het schip optilt en over de Isthmus draagt, maar dat is nog nooit gebeurd…”

De oude man zei: “Ik ben echter geenszins van mening dat dit onmogelijk is. Want toen ik op een keer naar Athene voer, werd het schip plotseling door sterke windvlagen opgetild en lange tijd gedragen. Uiteindelijk kwam ik op de maan aan.” De jongemannen keken elkaar lachend aan, maar zeiden niets. De zeeman zei: “Ik zag dat de mannen daar de kinderen baren, want er zijn geen vrouwen in de steden van de maan. Ik kwam te weten dat de man in zijn been zwanger is. De kuit van de man wordt namelijk dik, wanneer de ongeboren vrucht groeit, en korte tijd later wordt hij opengesneden, en zo wordt het kind geboren. Ik leerde ook andere wonderlijke gewoonten van dat volk kennen. Want ik hoorde dat mannen soms hun ogen eruithalen, omdat ze niet altijd willen zien…”

Omdat de jongemannen met zichtbare spot lachten, zei de oude man toen kribbig: “Ik merk dat jullie mij niet geloven, maar iedereen die naar de maan omhoog is gegaan, weet dat ik de waarheid spreek.”