Vijf broers gingen samen met hun begeleider van Piraeus naar Athene. Hun moeder stond namelijk op het punt een kind te baren, en de vroedvrouw meende dat het beter was om de overige kinderen weg te sturen. Zij kwamen dus aan bij het huis waarin hun tante woonde, de zus van hun moeder. En nadat ze hen met grote welwillendheid had ontvangen, vroeg deze hun of zij een goede reis gehad hadden, en ze zei: “Mogen de goden jullie een gezonde broer of zus geven! En moge de bevalling jullie moeder niet al te veel schade toebrengen!” En toen riep ze haar zoon erbij, terwijl ze zei: “Groet je familieleden, Philippus. Je kunt wel samen met hen door de stad gaan wandelen, want dat zal hun zeker wel plezier brengen.”

Philippus voerde de jongens naar het midden van de agora. Daar vertelde hij, welke gebouwen er in het zicht waren, en in het bijzonder zei hij dat de stoa het meest bewonderd werd. “Ik denk”, zei hij, “dat de stoa jullie wel bevallen zal.” Nadat de jongens er binnengingen, keken ze echter helemaal niet naar de bonte afbeeldingen, want plotseling hoorden ze een oude man te midden van een menigte jongeren, die zei dat hij een vroedvrouw was. Meteen zei één van de jongens tegen hem: “Meneer, als u werkelijk een vroedvrouw bent, dan kunt u hopelijk onze moeder bijstaan, zodat het kind snel geboren wordt.” Maar de oude man, de grote filosoof Sokrates, lachte en zei: “Ik help geen vrouwen, maar deze jongemannen, zodat zij wijze opvattingen voortbrengen uit hun eigen geest, zoals vrouwen gezonde kinderen voortbrengen uit hun eigen lichaam.”