“Pak maar voedsel en wees blij. Vervolgens, als u van de maaltijd gegeten heeft, zullen we vragen wie van de mannen u bent. Want het geslacht van uw ouders is aan u niet verloren gegaan, maar u bent het geslacht van bij Zeus geliefde mannen, van scepterdragende koningen, want slechte mensen zouden zulke personen niet kunnen baren.” Zo sprak hij en hij zette een vet, geroosterd runderrugstuk bij hen neer, nadat hij het in zijn handen had genomen, dat ze als eergeschenk bij hem neergezet hadden. En zij staken snel hun handen uit naar het voedsel dat voor hen gereed lag. Maar toen ze het verlangen naar drank en voedsel hadden verdreven, toen sprak Telemachos de zoon van Nestor toe, terwijl hij zijn hoofd dichtbij hield, zodat de anderen het niet konden horen: “Zoon van Nestor, dierbaar aan mijn hart, zie toch eens, de schittering van brons in de galmende vertrekken, van goud en elektrum en van zilver en ivoor! Zo zou het huis van de Olympische Zeus van binnen kunnen zijn, zo onbeschrijflijk veel dingen zijn hier! Ontzag houdt mij in zijn greep terwijl ik ernaar kijk.”

“Maar kom nu, blijf in mijn hallen, totdat de elfde of twaalfde dag gekomen is. En dan zal ik u goed op weg sturen, ik zal u schitterende geschenken geven, drie paarden en een gladgepolijste wagen, en daarna zal ik u een mooie beker geven, zodat u alle dagen een plengoffer aan de onsterfelijke goden brengt terwijl u mij gedachtig bent.” Op zijn beurt sprak de verstandige Telemachos hem ten antwoord toe: “Zoon van Atreus, houd mij niet lange tijd hier vast. Want ik zou het ook wel een jaar volhouden om bij u te zitten, en het verlangen naar mijn huis en mijn ouders zou mij niet aangrijpen, want ik geniet er enorm van om uw woorden en verhalen te horen. Maar op dit moment, in het heilige Pylos, zijn mijn makkers verdrietig, en u houd mij hier een tijdlang vast. En welk geschenk u mij ook maar kunt geven, laat het een kostbaar voorwerp zijn, maar paarden zal ik niet naar Ithaka meenemen.”

Zo sprak hij, en Menelaos, goed in de strijdkreet, glimlachte en hij streelde hem met zijn hand en hij zei een woord en sprak het uit: “Lieve jongen, je bent van goed bloed, zoals je praat. Goed dan, ik zal deze dingen vervangen, want daartoe ben ik in staat.”