[15] Onthoud dat je je moet gedragen zoals op een feestelijk diner. Iets dat rondgedragen wordt, is bij jou aangekomen: strek je hand uit en pak bescheiden iets van de schaal af. Het gaat voorbij: houd het niet vast. Het is nog niet gekomen: toon niet van veraf je begeerte, maar blijf wachten totdat het bij je aankomt. Ga zo om met kinderen, met een vrouw, met macht en met rijkdom, en eens zul je een waardig tafelgenoot van de goden zijn. En als je ook wanneer het voor je neergezet wordt, niet neemt, maar overslaat, dan zul je niet alleen een tafelgenoot van de goden zijn, maar ook iemand die samen met hen heerst. Want omdat ze zo handelden, waren Diogenes en Herakles en dat soort mensen terecht goddelijk en werden ze zo genoemd.

[17] Onthoud dat je een acteur bent in een toneelstuk dat is zoals de toneelschrijver het wil: als hij een kort stuk wil, dan in een kort stuk, als hij een lang stuk wil, dan in een lang stuk. Als hij wil dat je de rol van een bedelaar speelt, zorg dan dat je deze rol op natuurlijke wijze speelt, of van een verlamde, of van een heerser, of van een gewone man. Want dit is jouw taak: de rol die aan jou gegeven is goed vertolken. Het kiezen ervan is de taak van een ander.

[44] Deze redeneringen zijn niet valide: “Ik ben rijker dan jij, dus ben ik beter dan jij”, “Ik ben spreekvaardiger dan jij, dus ben ik beter dan jij.” Deze zijn meer valide: “Ik ben rijker dan jij, dus mijn bezit is beter dan het jouwe”, “Ik ben spreekvaardiger dan jij, dus mijn welsprekendheid is beter dan de jouwe”. Jij bent niet je bezit en ook niet je welsprekendheid.