Oidipous
Deze man, zo lijkt het, stuurt aan op uitstel.

Dienaar
Ik toch niet! Ik heb allang gezegd dat ik het gegeven heb.

Oidipous
Waar had je het vandaan? Uit je eigen huis of van iemand anders?

Dienaar
Niet uit mijn eigen huis, ik heb het van iemand gekregen.

Oidipous
Van wie van deze burgers en van onder welk dak?

Dienaar
Nee, bij de goden, heer, vors niet verder!

Oidipous
Je bent dood, als ik het je nog een keer moet vragen.

Dienaar
Goed dan, het was een van de kinderen van Laios.

Oidipous
Een slaaf, of was hij een wettig erkende zoon van hem?

Dienaar
O nee, ik sta op het punt om het meest verschrikkelijke te zeggen!

Oidipous
En ik om het te horen, maar toch moet het gehoord worden.

Dienaar
Hij werd een zoon van hem genoemd, maar uw vrouw
daarbinnen zou het beste kunnen vertellen hoe deze dingen zitten.

Oidipous
Heeft zij het aan jou gegeven?

Dienaar
Jazeker, heer.

Oidipous
Met welk doel?

Dienaar
Zodat ik het zou ombrengen.

Oidipous
Nadat ze het gebaard had, de vermetele?

Dienaar
Uit angst voor onheilspellende godsspraken.

Oidipous
Welke?

Dienaar
De spreuk was dat hij zijn ouders zou doden.

Oidipous
Waarom hem je hem dan aan deze oude man gegeven?

Dienaar
Omdat ik medelijden had, heer, omdat ik dacht dat hij hem
naar een ander land zou wegbrengen, waar hij zelf vandaan was,
maar hij heeft hem gered tot een zeer groot kwaad.