(Grieks) (pdf)

[1] Mannen van Athene, telkens wanneer er gesproken wordt over wat Philippus uithaalt en hoe hij de vrede geweld aandoet, merk ik dat de redevoeringen die ons steunen, schitteren van rechtvaardigheid en liefde voor de mensheid en dat degenen die Philippus beschuldigen altijd lijken te zeggen wat nodig is, maar dat er zo goed als niets gebeurt van wat er nodig is, waardoor het niet de moeite waard is om naar ze te luisteren. [2] Maar het is inmiddels al zover gekomen met de situatie van onze stad, dat naarmate iemand meer en duidelijker aantoont dat Philippus het vredesverdrag met u overtreedt en plannen beraamt tegen alle Grieken, het des te moeilijker wordt om advies te geven over wat er moet gebeuren. [3] De reden hiervoor, mannen van Athene, is dat hoewel men iedereen die op zoek is naar meer dan hem toekomt, niet met woorden moet tegenhouden, maar met daden en met actie, wij, allereerst, die hier naar voren treden, ervoor terugdeinzen om deze dingen voor te stellen en te adviseren, omdat wij vrezen ons bij u gehaat te maken, en dus uitvoerig stilstaan bij wat voor vreselijke dingen hij doet en dat soort zaken, en dat u, vervolgens, die hier zit, beter toegerust bent dan Philippus als het erom gaat redevoeringen over rechtvaardigheid te houden en ze te waarderen als een ander ze houdt, maar als het erom gaat hem te dwarsbomen in het uitvoeren van de dingen waar hij nu mee bezig is, dan verzaakt u volledig. [4] Het resultaat lijkt mij dus niet te voorkomen en is wellicht ook terecht: datgene waarmee elk van u beiden zich bezighoudt en waarvoor u zich inspant, dat gaat u ook beter af, bij hem de daden en bij u de woorden. Dus als het voor u ook nu voldoende is om rechtvaardiger te spreken, dan is dat eenvoudig en komt daar geen moeite aan te pas. [5] Maar als het nodig is te kijken hoe de huidige situatie rechtgezet kan worden en alles niet nog verder verslechtert zonder dat wij het merken en ons geen legermacht zal naderen van een grootte waartegen wij geen verweer meer hebben, dan moeten we niet dezelfde manier van vergaderen als vroeger aanhouden, maar moeten zowel allen die spreken als u die toehoort de voorkeur geven aan het beste en het meest heilzame, boven het gemakkelijkste en het meest aangename.

[6] Om te beginnen, mannen van Athene: als iemand zich niet ongerust maakt, wanneer hij ziet welk een machtig heerser over welk een groot gebied Philippus reeds is, en als hij denkt dat dit geen enkel gevaar met zich meebrengt voor onze stad en dat dit alles geen voorbereiding is met het oog op u, dan ben ik verbaasd, en ik wil u allen gelijkelijk vragen om te luisteren naar een korte weergave van mijn overwegingen, op basis waarvan ik de tegenovergestelde verwachting heb en Philippus als een vijand beschouw. En als ik volgens u de beste voorbeschouwing geef, dan kunt u mijn advies volgen, maar als zij het zijn, die vol goede moed zijn en die hem vertrouwen, schaart u zich dan achter hen. [7] Nu dan, mannen van Athene, mijn redenatie gaat als volgt: waarover werd Philippus na de vrede[1] het eerst meester? Over Thermopylae en het gebied van Phocis.[2] En toen? Wat deed hij daarmee? Hij koos ervoor te handelen in het voordeel van de Thebanen, niet van onze stad. Waarom, denkt u? Ik denk hierom: toen hij plannen uitdacht die erop gericht waren zijn bezit te vermeerderen en alles onder zijn macht te brengen, en niet op vrede, rust of iets rechtvaardigs, [8] was hij zich er terecht van bewust dat hij onze stad en onze volksaard niets kon beloven en niets voor ons kon doen dat genoeg zou zijn om u over te halen om voor uw eigen voordeel sommige van de andere Grieken aan hem uit te leveren. Integendeel, u zou over rechtvaardigheid spreken, wegvluchten van de schande die bij zulk een zaak komt kijken en alle nodige voorzieningen treffen, en u zou zich net zo tegen hem teweerstellen, wanneer hij zoiets zou proberen te doen, als wanneer u feitelijk in oorlog was. [9] Maar van de Thebanen dacht hij (zoals ook waar bleek) dat ze hem in ruil voor wat er hun kant opkwam, voortaan zouden laten doen wat hij maar wilde, en wel zodanig dat ze hem niet alleen niet zouden tegenwerken of hinderen, maar dat ze zelfs met hem ten strijde zouden trekken, als hij het hen opdroeg. En nu verleent hij met hetzelfde idee gunsten aan de Messeniërs en de Argiven. Dit is dan ook een zeer groot compliment voor u, mannen van Athene, [10] want hieruit blijkt dat u als enigen van alle mensen de reputatie heeft om tegen geen enkele prijs de gezamenlijke rechten van de Grieken te zullen opgeven, en uw welgezindheid jegens de Grieken voor geen enkele gunst of enig voordeel te zullen uitruilen. En het is ook te begrijpen dat hij hiervan uitging, van het ene over u en van het andere over de Argiven en de Thebanen, niet alleen naar de huidige situatie kijkend, maar ook het verleden in overweging nemend. [11] Want ik schat in dat hij het geschreven vindt staan en het gezegd hoort worden dat uw voorouders, toen het hun mogelijk was om voortaan over de Grieken te heersen, mits zij zelf zouden gehoorzamen aan de koning van Perzië, niet alleen weigerden dit voorstel aan te nemen, op het moment dat Alexander, de voorvader van die mensen daar, hiervoor als gezant kwam, maar er liever voor kozen hun land te verlaten en bereid waren welk kwaad dan ook te verduren, en dat zij daarna die dingen gedaan hebben waar iedereen altijd zo graag over vertelt, maar wat nog niemand heeft kunnen vertellen op een manier die er recht aan doet—en daarom zal ook ik dat niet proberen, en terecht, want hun daden zijn groter dan iemand met woorden zou kunnen uitdrukken[3]—maar van de voorouders van de Thebanen en de Argiven dat de eersten samen met de barbaar ten strijde trokken en de laatsten hem geen weerstand geboden hebben. [12] Hij weet dus dat zij allebei genoegen scheppen in hun eigen voordeel en niet kijken naar wat goed is voor de Grieken gezamenlijk. Hij bedacht dus dat als hij voor u zou kiezen, hij vrienden zou kiezen ter wille van gerechtigheid, maar dat als hij zich aan aan hen zou verbinden, hij handlangers zou hebben voor zijn eigen hebzucht. Om die reden koos hij zowel toen als nu voor hen in plaats van u. Hij ziet immers toch dat zij geen groter aantal triremen hebben dan wij, en ook heeft hij niet een of ander rijk in het binnenland gevonden, waardoor hij afziet van de heerschappij op zee en van de havens, en evenmin is hij de woorden en beloften vergeten, waarmee hij de vrede gesloten heeft.

[13] “Maar bij Zeus”, zou iemand kunnen zeggen, alsof hij er alles van afweet, “hij heeft die dingen toen niet uit hebzucht gedaan”, en ook niet vanwege datgene waarvan ik hem beschuldig, “maar omdat hij de Thebaanse zaak rechtvaardiger acht dan de onze.” Maar van alle redenen is dit nu juist de enige die hij niet kan geven, want hij die nu de Spartanen opdraagt om Messene vrij te laten, hoe zou hij, nadat hij Orchomenos en Koroneia[4] indertijd aan de Thebanen heeft uitgeleverd, kunnen beweren dat hij dat gedaan heeft omdat hij meende dat dit rechtvaardig was?

[14] “Maar bij Zeus, hij werd gedwongen”, want dat is wat nog overblijft, “en hij stemde hier tegen zijn wil mee in, omdat hij door Thessalische ruiters en Thebaanse hoplieten in de tang was genomen.” Prima! Ze zeggen dus dat hij op het punt staat wantrouwen te koesteren jegens de Thebanen, en sommigen gaan rond, terwijl ze het gerucht verspreiden dat hij Elateia van muren voorziet.[5] [15] Hij staat op het punt dit te doen en hij zal volgens mij altijd op dit punt blijven staan, maar het helpen van de Messeniërs en Argiven tegen de Spartanen, daar staat hij niet op het punt het te doen, maar hij stuurt er huurlingen heen, zendt geld en samen met een grote legermacht wordt hij er binnenkort zelf verwacht. De Spartanen, die vijanden van de Thebanen zijn, haalt hij neer, maar de Phociërs, die hij zelf eerder al neerhaalde, gaat hij nu redden? En wie zou dat geloven? [16] Persoonlijk zou ik niet denken dat Philippus, als hij eerst onder dwang tegen zijn wil gehandeld had, of als hij zich nu van de Thebanen distantieerde, dat hij dan zonder ophouden hun vijanden zou bestrijden. Integendeel, uit de dingen die hij nu doet, komt hij duidelijk naar voren als iemand die ook die andere dingen uit vrije wil deed, en uit alles blijkt, als iemand goed kijkt, dat hij alles wat hij onderneemt tegen onze stad beraamt. [17] En op de een of andere manier is dit voor hem nu ook noodzakelijk. Want bedenk: hij wil heersen en gaat ervan uit dat u de enigen bent die daartegen strijdt. Hij pleegt al lange tijd onrecht en hijzelf is zich hier terdege van bewust. Want door hetgeen hij van u in handen heeft, is ook al het andere veilig in zijn bezit. Want hij denkt dat als hij Amphipolis en Poteidaia zou opgeven[6], hij zelfs thuis niet veilig zou zijn. [18] Beide zaken weet hij dus: dat hijzelf u belaagt en dat u dat merkt. En uitgaande van uw gezond verstand, verwacht hij terecht dat u hem zult haten, en staat hij op scherp, in de verwachting dat hij iets van u zal lijden, als u de gelegenheid grijpt, wanneer hij u niet voor is. [19] Daarom is hij waakzaam en staat hij klaar en biedt hij, met onze stad op het oog, sommigen zijn hulp aan, de Thebanen namelijk en degenen onder de Peloponnesiërs die hetzelfde willen als zij.[7] Hij is van mening dat zij vanwege hun hebzucht blij zijn met de huidige situatie en vanwege hun naïviteit niet vooruitkijken naar de ontwikkelingen die hierna komen. Toch is het zelfs voor mensen van gemiddeld verstand mogelijk om duidelijke aanwijzingen te zien, waarvan het geval wil dat ik die aan de Messeniërs en Argiven heb verteld[8], en wellicht is het het beste dat ik ze ook aan u vertel.

[20] “Mannen van Messene”, zei ik, “kunt u zich voorstellen met hoeveel ergernis de Olynthiërs zouden hebben geluisterd, als ze iemand slecht over Philippus hadden horen praten in die tijd toen hij Anthemus aan hen afstond, een stad waarop alle voorgaande koningen van Macedonië aanspraak hadden gemaakt, en toen hij Poteidaia aan hen schonk, de Atheense kolonisten eruitgooiend, en zelf met ons een vijandschap begon, maar het vruchtgebruik van het gebied aan hen liet?[9] Denkt u dat ze verwacht hadden dingen mee te zullen maken zoals er gebeurd zijn, of dat ze het geloofd hadden als iemand het hun had verteld?” [21] “Toch zijn ze”, zei ik, “nadat ze korte tijd van andermans land hebben kunnen profiteren, voor lange tijd door hem van het hunne beroofd[10], nadat ze op beschamende wijze verdreven zijn, niet alleen met kracht overwonnen, maar ook door elkaar verraden en verkocht. Een al te innige omgang met tiranniën is voor democratische steden nu eenmaal niet veilig.” [22] “En de Thessaliërs dan?”, zei ik, “Toen hij hun tirannen[11] verdreef en ook nog Nikaia en Magnesia aan hen gaf[12], denkt u dat ze toen verwacht hadden dat er nu bij hen een tienmanschap[13] aan de macht zou zijn? Of dat degene die hun het Pylaia-recht[14] teruggaf, ook hun eigen belastinginkomsten zou afpakken? Dat bestaat niet. Maar toch is het gebeurd, en iedereen kan dat weten.” [23] “U ziet een Philippus”, zei ik, “die geeft en belooft, maar als u verstandig bent, bid dan dan u nooit de Philippus te zien krijgt die u bedrogen en misleid heeft! Bij Zeus”, zei ik, “er bestaan allerlei uitvindingen voor de bescherming en het behoud van steden, zoals pallisades en muren en grachten en meer van dat soort zaken.” [24] “Al die dingen worden door mensenhanden gemaakt en brengen kosten met zich mee. Maar mensen met gezond verstand hebben van nature één gezamenlijk beschermingsmiddel in hun bezit, dat voor iedereen goed en heilzaam is, maar vooral voor gemeenschappen tegenover tirannen. Wat dat is? Wantrouwen. Bewaar dat, strek het voor u uit. Zolang u dat behoudt, zal u niets vreselijks gebeuren.” [25] “Wat zoekt u?”, zei ik. “Vrijheid. Ziet u dan niet dat Philippus ook titels draagt die daar totaal vreemd aan zijn? Want elke koning en tiran is een vijand van de vrijheid en is gekant tegen wetgeving. Zou u er niet voor oppassen”, zei ik, “dat u, bevrijding zoekend uit een oorlog, een meester vindt?”

[26] Dit hebben ze gehoord, onderwijl luid roepend dat er goed gesproken werd, en ook nog vele andere redevoeringen van de gezanten, zowel in mijn aanwezigheid als ook later nog, en toch lijkt het er totaal niet op dat ze meer afstand houden van Philippus’ vriendschap en van de dingen die hij belooft. [27] En dat Messeniërs en sommige van de Peloponnesiërs iets doen dat ingaat tegen wat ze met hun verstand zien dat het beste is, dat is niet zo vreemd. Maar u, die het zelf begrijpt en het ons hoort zeggen, dat u belaagd wordt, dat u ingesloten wordt: doordat u nu niets doet, zult u, naar ik meen, later merken dat u alles heeft laten gebeuren. Zo heeft het plezier en gemak van dit moment meer invloed dan wat later nog tot voordeel zal strekken.

[28] Over wat u te doen staat, zult u later nog op uzelf vergaderen, als u verstandig bent.[15] Eerst zal ik u zeggen wat u dient te besluiten om nu als antwoord te geven.

[Antwoord]

Het zou rechtvaardig zijn, mannen van Athene, om de mannen op te roepen die de beloften brachten op basis waarvan u overgehaald bent om vrede te sluiten.[16] [29] Want zelf had ik het nooit aanvaard om afgezant te zijn[17], en ik weet dat u nooit zou zijn opgehouden met de oorlog, als u vermoed had dat Philippus na het behalen van de vrede zulke dingen zou doen; maar wat toen gezegd werd, staat hier mijlenver van af. Ook zouden we nog anderen moeten oproepen. Wie?[18] Degenen die, toen ik na het sluiten van de vrede, bij mijn terugkeer van een later gezantschap aangaande het uitwisselen van de vredeseed, vanuit mijn waarneming dat onze stad voor de gek gehouden werd, waarschuwde en protesteerde en het niet wilde toelaten dat Thermopylae en Phocis zouden worden afgestaan, [30] zeiden dat ik, zoals bij een waterdrinker past, een knorrig en ontevreden mens ben en dat Philippus na het passeren van Thermopylae datgene zou doen wat u zich wenste: hij zou Thespiai en Plataiai ommuren, de Thebanen met hun agressieve gedrag doen ophouden, op eigen kosten een kanaal door de Chersonesos[19] graven en Euboia en Oropos aan u teruggeven in ruil voor Amphipolis. Ik weet zeker dat u zich nog herinnert hoe dat alles daar vanaf het spreekgestoelte gezegd is, hoewel u er niet goed in bent om degenen te onthouden die u onrecht aandoen. [31] En het meest beschamende van alles is dat u op grond van deze verwachtingen besloten hebt dat deze vrede ook voor uw nakomelingen zal gelden, zo enorm bent u er ingetrapt! Waarom ik zo spreek en waarom ik zeg dat die mannen opgeroepen moeten worden? Bij de goden, ik zal u vrijmoedig de waarheid zeggen en ik zal niets verborgen houden! [32] Niet om in een scheldpartij te vervallen en mijzelf daardoor bloot te stellen aan een soortgelijke reactie in uw bijzijn, en aan hen die mij al vanaf het begin bestrijden ook nu een excuus te geven om weer voordeel te trekken uit Philippus, en ook niet om zomaar voor mij uit te kletsen, maar ik ben ervan overtuigd dat wat Philippus aan het doen is, u eens meer pijn zal doen dan mijn woorden nu. [33] Want ik zie de situatie voortschrijden en ik zou willen dat ik het niet goed inschat, maar ik vrees dat dit moment al heel dichtbij is. En wanneer u geen mogelijkheid meer heeft om de ontwikkelingen te negeren en u het niet meer van mij of iemand anders hoeft te horen dat het allemaal tegen u gericht is, maar wanneer u het zelf ziet en zeker weet, ik neem aan dat u dan boos en bitter zult zijn. [34] En wanneer de gezanten blijven zwijgen over de geschenken waarvan ze weten met welk doel ze die ontvangen hebben, dan vrees ik dat het toevalt aan degenen die proberen nog iets van wat door hen verwoest is, recht te zetten, om aan uw woede blootgesteld te worden. Want zoals vaker zie ik dat sommigen hun woede niet richten op de schuldigen, maar op wie men als eerste voorhanden heeft. [35] Zolang dit alles dus nog in de toekomst ligt en nog in wording is en wij nog naar elkaar luisteren, wil ik ieder van u, hoewel u het heel goed weet, er niettemin aan herinneren wie het was die u overhaalde om de Phociërs en Thermopylae uit te leveren, waardoor die man, nu hij als heer daarvan is aangesteld, ook heer geworden is van de weg naar Attica en naar de Peloponnesos en ervoor gezorgd heeft dat uw volkvergadering niet over recht of buitenlandse zaken gaat, maar over de binnenlandse en over de oorlog tegen Attica, die iedereen pijn zal doen, wanneer hij uitbreekt, maar die op de dag van toen al ontstaan is. [36] Want als u toen niet misleid was, zou er nu voor de stad geen probleem zijn, want Philippus zou nooit op expeditie naar Attica gekomen zijn door met zijn schepen te domineren, en ook niet door te voet langs Thermopylae en Phocis te wandelen, maar hij zou het rechtvaardige gedaan hebben en zich koest hebben gehouden door de vrede te bewaren, of hij zou zich onmiddellijk in een oorlog bevonden hebben van hetzelfde soort als die waardoor hij toen naar vrede snakte.

[37] Hierover is nu genoeg gezegd ter herinnering, en wat de meest grondige manier betreft waarmee dit getoetst zou kunnen worden, alle goden, laat het niet gebeuren! Want ik zou niet willen dat iemand, zelfs al verdient hij het te sterven, zijn straf zou ondergaan, als dit gepaard ging met gevaar en schade voor allen.


[1] De vrede van Philokrates in 346,  genoemd naar de man die namens Athene de onderhandelingen leidde. Deze vrede bracht een einde van de Derde Heilige Oorlog.

[2] De Derde Heilige Oorlog speelde aanvankelijk tussen Phocis en Thebe. Athene koos de kant van Phocis, Macedonië die van Thebe. Tijdens het sluiten van de vrede van Philokrates in 346 wist Philippus ongemerkt de pas van Themopylae te bezetten, waardoor de Atheners naderhand voor een voldongen feit stonden. Met het bezit van deze pas lag Griekenland voor Philippus open en werd Phocis spoedig op de knieën gedwongen, zonder dat Athene nog iets kon doen, temeer daar dit een schending van de pasgetekende vrede zou behelzen.

[3] Demosthenes verwijst naar de Tweede Perzische Oorlog (480), toen Xerxes na een hardbevochten overwinning bij Thermopylae Attica kon binnentrekken en een verlaten Athene wist in te nemen, maar later bij Salamis werd verslagen.

[4] Allebei steden in Boeotië, net als Thebe.

[5] Elateia lag in Phocis op een belangrijk knooppunt in het wegennetwerk en was een van de weinige steden van enige omvang in dit landelijke gebied. Het was in 346 door Philippus verwoest. Een herbouw zou in het nadeel van de Thebanen zijn, omdat zij hun bewegingsvrijheid in Phocis zouden kwijtraken.

[6] Amphipolis (in Thracië) en Poteidaia (op het schiereiland Chalkidiki) waren allebei Atheens bezit geweest en lagen dichtbij Macedonië. In 357 heeft Philippus Amphipolis ingenomen en in 356 Poteidaia.

[7] Namelijk het beteugelen van Sparta.

[8] Tijdens een diplomatieke missie naar de Peloponnesos in 344.

[9] De inname van Poteidaia vond plaats in 356.

[10] Olynthus werd in 348 met de grond gelijk gemaakt en is daarna nooit meer herbouwd. De uitdrukking ‘voor lange tijd’ is dus eufemistisch en staat in antithese met de korte tijd van het profijt.

[11] Lycophron and Peitholaus werden in 352 uit Pherai verdreven.

[12] Respectievelijk een stad en een streek in Thessalië.

[13] In werkelijkheid stelde Philippus viermanschappen (tetrarchieën) in, maar Demosthenes gebruikt bewust de term dekadarchie, omdat deze herinnert aan de besturen die Sparta overal in Griekenland instelde na de Peloponnesische Oorlog. Zeker in Messene zal dit een anti-Spartaanse snaar hebben geraakt.

[14] De Pylaia hangt samen met de amphictionie van Delphi. Een amphictionie is een vergadering van naburige staten rond een heiligdom, die gezamenlijk zorgdragen voor het onderhoud en de bescherming ervan. Dit brengt uiteraard status en invloed met zich mee. De amphictionie van de tempel van Demeter in Anthele, vlakbij Thermopylae, was een van de meest prestigieuze, zeker toen deze overging op het Apolloheiligdom in Delphi. Het recht om hieraan deel te nemen, heette de “Pylaia”.

[15] Blijkbaar waren er op dit moment gezanten aanwezig bij de vergadering. Waarschijnlijk gaat het daarbij om het in 343 door Philippus gestuurde gezantschap onder leiding van Python van Byzantium, waarin hij aanbood om de vredesvoorwaarden opnieuw te bespreken.

[16] Oftewel de Atheense gezanten die met Philippus over de vrede hebben onderhandeld. In een andere redevoering noemt Demosthenes de namen van Aristodemos, Ctesiphon en Neoptolemos.

[17] Demosthenes was lid van het gezantschap dat over de vredesvoorwaarden onderhandelde en later ook van het gezantschap dat gestuurd werd voor het uitwisselen van de vredeseed.

[18] Naast Philokrates, naar wie als leider van de diplomatieke missie de vrede was vernoemd, gaat het hierbij vooral om Aeschines, een politieke rivaal van Demosthenes.

[19] Het schiereiland Gallipoli aan de Dardanellen. Met dit kanaal zou het schiereiland beter beschermd worden tegen Thracische aanvallen vanuit het noorden.