Lange tijd al waren de Trojanen in de oorlog sterker dan de Grieken en zij kwamen al dichtbij de schepen. Achilles bekommerde zich totaal niet om de rampen van de Grieken, maar hij bleef werkeloos in zijn tent. Maar Patroklos, de makker van Achilles, huilde veel, want hij bekommerde zich de hele tijd zeer om de Grieken. Achilles had medelijden met Patroklos: “Patroklos, waarom huil je als een klein meisje? Zeg toch, wat heeft jou ertoe gebracht om zoveel te huilen?”

En Patroklos – hij wilde namelijk vechten in de oorlog – zei: “De oorzaak van mijn tranen is het vreselijke lot van de Grieken, want al de besten sterven, en ze zijn allemaal gewond. Maar jij, Achilles, bleef de hele tijd in je tent. Zo hardvochtig ben je! Want niet Peleus is jouw vader en Thetis niet jouw moeder, maar de grijsblauwe zee heeft jou gebaard, en de harde rotsen! Maar stuur mij en de andere Myrmidonen de strijd in, en geef mij jouw wapenrusting. Zo denken de Trojaanse mannen misschien dat jij, Achilles, weer aan de strijd hebt willen deelnemen. Zo hoop ik hen van de schepen te verdrijven, en voor de Grieken zal er een korte adempauze in de oorlog zijn!”

Zo smeekte Patroklos, enorm dwaas, want hij stond op het punt om voor zichzelf een slechte dood te vragen!