Niemand van de mannen en vrouwen bleef in de burcht, want het lot van hun aanvoerder Hektor deed iedereen verdriet.
Als eersten renden Andromache, zijn vrouw, en Hekabe, zijn moeder, naar de wagen en raakten zijn hoofd aan. Vervolgens droeg Priamos hem naar zijn huis en legde hem neer op een bed. Andromache omvatte zijn hoofd met haar handen en begon haar weeklacht:
“Lieve man, jong ben je gestorven en heb je mij als weduwe achtergelaten! Je kind is nog heel klein, dat jij en ik voortgebracht hebben, wij ongelukkigen. Zijn naam is Astyanax, want jij, lieve Hektor, was altijd de bewaker en redder en heerser van de stad! En jou, mijn kind, voorspel ik nu dit: spoedig zullen de Grieken eerst de stad verwoesten, en daarna ons in slavernij wegvoeren. Dan zul jij, mijn kind, een slaaf zijn van een of andere slechte meester. Of een van de Grieken zal jou in zijn hand nemen en van de burcht gooien. Want de Grieken zijn boos op je vader, omdat hij een broer heeft gedood, of een vader, of ook een zoon. Want velen van de Grieken zijn door de speer van Hektor gevallen in de bittere strijd!”