Achilles wilde van woede in alle gevechten geen voorvechter meer zijn, maar hij bleef werkeloos zitten in zijn tent. Daar zong hij met de lier over de daden van de mannen van vroeger.

Toen waren de Trojanen sterker dan de Grieken en in elk gevecht sloegen zij vele lichamen neer, en zij waren al dicht bij het Griekse legerkamp.

De aanvoerders van de Grieken waren dus niet gelukkig, en zij beschouwden Agamemnon als onverstandig en verantwoordelijk voor alle ellende.

Tenslotte zeiden ze tegen hun aanvoerder Agamemnon: “Heer, luister dan naar je vrienden en wees niet boos op ons. Niet wij zijn verantwoordelijk voor alle ellende, maar jij! Wees nu niet meer onverstandig, maar handel op deze manier: stuur het meisje Briseïs terug naar Achilles, en geef hem bovendien vele geschenken. Als je dit doet, kun je jullie twist laten stoppen. En misschien wil Achilles weer onze voorvechter zijn.”

Agamemnon stemde in met hun plannen: “Jullie zijn verstandig, aanvoerders, en jullie hebben gelijk. Wees dus gerust, want ik ben bereid om dit te doen. Kies de beste boodschappers uit en stuur hen naar Achilles, de aanvoerder van de Myrmidonen.”