Tegelijk met de avond werden de schapen door de Kykloop de grot ingedreven en werd de steen naar de ingang gerold. En opnieuw koos hij twee gezellen als maaltijd. Toen zij ik tegen hem met een list: “Kykloop, drink wijn bij de maaltijd, want ik geef jou allerzoetste wijn!” En de Kykloop dronk de wijn en genoot heel erg van de drank. Want hij vroeg mij: “Geef mij meer wijn en zeg je naam.” En ik gaf hem driemaal wijn en daarna zei ik: “Mijn naam is Niemand. Ik ben Niemand genoemd door mijn moeder en mijn vader, en al mijn gezellen noemen me Niemand.” De Kykloop antwoordde: “Ik zal Niemand als laatste eten, na je kameraden. Dat is mijn gastgeschenk aan jou!” Daarna ging hij dronken op zijn rug liggen en viel neer, want hij werd door slaap overmand.
Toen werd de scherpe knuppel door ons snel in het vuur verhit. Vervolgens tilden we de knuppel op en met grote kracht stootten we hem in het oog van het monster. Het hele oog brandde en er stroomde veel bloed rond het oog. De Kykloop jammerde luid en riep de andere Kyklopen, die dichtbij in grotten woonden. Zij kwamen aanrennen en vroegen buiten de grot: “Waarom huil je toch zo in de nacht, Polyphemos? Iemand doet je toch geen kwaad, door list of door geweld?” De Kykloop riep vanuit de grot: “Vrienden, Niemand doet mij kwaad!” Toen dachten de andere Kyklopen dat Polyphemos zijn verstand kwijt was: “Als niemand je schade toebrengt, Polyphemos, dan is het duidelijk dat jij door een ziekte bevangen bent! Bid maar tot onze vader, de god Poseidon!”