Vandaar voeren wij huilend verder, maar blij om aan de dood te zijn ontsnapt. Wij kwamen aan bij het eiland Aiaia, waar Kirke met de mooie vlechten woonde, een geduchte godin. Toen ik erover nadacht, leek dit mij het beste plan te zijn: ik beval Eurylochos om het eiland te verkennen, tweeëntwintig gezellen meenemend, en zelf bleef ik met de anderen bij het schip. Eurylochos en zijn gezellen vonden Kirkes huis, liggend op een mooi stuk grond. Hoewel er zich daar veel wolven en leeuwen om het huis bevonden en zij de gezellen angst bezorgden, vielen zij hen niet aan, maar bleven met lange, kwispelende staarten staan, als honden!

Toen hoorden de gezellen Kirke binnen zingen met een mooie stem en zij riepen schreeuwend. En zij, onmiddellijk de deur openend, riep hen naar binnen. Meteen volgden allen haar onwetend. Alleen Eurylochos bleef buiten achter, menend dat het een list was. En Kirke, terwijl zij hen gastvrij ontving en een maaltijd bereidde, maakte een vreselijke drank en mengde slechte kruiden door het voedsel. En meteen na de maaltijd, terwijl zij hen met haar staf sloeg, sloot zij hen op in de varkenshokken, terwijl zij de koppen, de stem en het uiterlijk van varkens hadden! Maar hun geest was intact, zoals daarvoor. Vervolgens wierp Kirke eikels bij hen, zulke als varkens altijd eten.