Nadenkend over de wedstrijd gaat Penelope de voorraadkamer in om de boog en de pijlkoker van Odysseus te halen. Daar huilt ze, terwijl ze de boog vastpakt, terugdenkend aan haar man. Daarna gaat ze weer naar de vrijers, de boog en pijlkoker meenemend: “Luister naar mij, vrijers, jullie die met mij trouwen willen, nu mijn man lang geleden naar Troje is vertrokken! Dit is zijn grote boog. Ik beloof jullie nu dit: wie van jullie deze pees spant en een pijl door twaalf bijlen schiet, hem zal ik volgen en trouwen!”
De vrijers verheugen zich over de prijs en allemaal pakken ze de boog vast om de pees te spannen…, maar niemand van hen die het probeert, is ertoe in staat! Tenslotte staat Odysseus op en zegt dit: “Vrijers van de koningin, houd nu op met de wedstrijd, en morgenvroeg geeft de god misschien kracht aan wie hij wil. Maar kom, is het ook mij toegestaan om de boog te proberen?” De vrijers berispen hem allemaal, omdat ze heel bang zijn dat hij de pees kan spannen. Maar Penelope zegt: “Kom op, geef hem de boog, zodat wij het zien. En als de vreemdeling de boog spant, dan zal ik hem veel geschenken geven!” Nadat Odysseus zijn eigen boog heeft opgepakt, met gemak de pees spannend, schiet hij een pijl door de bijlen. Daarna springt hij op de grote drempel, met de boog en de pijlkoker. Daaruit schudt hij veel scherpe pijlen voor zijn voeten, terwijl hij deze woorden spreekt: “Laten we nu de wedstrijd beëindigen, zodat de wraak begint!”