Nadat de Grieken zich op de Isthmos verzameld hadden en besloten hadden om met Alexander tegen de Perzen op te trekken, werd hij tot aanvoerder uitgeroepen. En toen veel staatsmannen en filosofen hem tegemoet gegaan waren en hem feliciteerden, hoopte hij dat ook Diogenes uit Sinope hetzelfde zou doen, omdat deze in de buurt van Korinthe verbleef. Maar omdat die zich in Kraneion ophield, zich allerminst om Alexander bekommerend, ging hij zelf naar hem toe. Het geval wilde dat hij in de zon lag. En toen er zoveel mensen naderden, ging hij een klein beetje rechtop zitten en richtte zijn blik strak op Alexander. Toen die hem begroette en aansprak en vroeg of hij toevallig iets nodig had, zei hij: “Ga een klein stukje weg uit mijn zon.” Er wordt verteld dat Alexander naar aanleiding hiervan zo onder de indruk was en zoveel bewondering had voor de superieure houding en de grootsheid van de man, omdat hij met minachting was behandeld, dat toen zijn metgezellen bij het weggaan de man uitlachten en bespotten, hij zei: “Eerlijk waar, als ik niet Alexander was, zou ik Diogenes willen zijn.”