Tweeklanken zijn combinaties van twee klinkers die gelden als één klank. De tweede klinker is altijd een ι of een υ. De eerste klinker kan lang of kort zijn. Een iota na een lange α, η, of ω wordt een iota subscriptum. Op die manier ontstaan de volgende tweeklanken:
Met korte eerste klinker:
αι ει οι υι αυ ευ ου
Met lange eerste klinker:
ᾳ ῃ ῳ υι αυ ηυ ωυ
Als een tweeklank met een hoofdletter begint, is een iota subscriptum niet mogelijk. De iota staat dan gewoon achter de eerste klinker: Αι, Ηι, Ωι.
Spiritus en accenten staan bij tweeklanken op de tweede klinker. Dus: οὗτος, οἰκία. Bij een iota subscriptum gaat dat niet, dus staan ze op de eerste klinker: ᾕρουν, ᾠδή. Dit onderscheid blijft ook gelden als het woord met een hoofdletter begint. De vier voorbeelden worden dan: Οὖτος, Οἱκία, ¨Ηιρουν, Ὠιδή.
Als twee opeenvolgende klinkers géén tweeklank zijn, dan heeft de tweede klinker een trema: αϋ, εϊ. In het geval van een iota subscriptum is er geen trema nodig: ωι is geen tweeklank, ῳ wel. Soms wordt voor de duidelijkheid toch ωϊ geschreven. Een tweeklank heeft nóóit een ι als eerste letter en een υ alleen vóór een ι, Dus ιε, ια, υα, υε zijn geen tweeklanken, maar losse klinkers.
Een aantal voorbeelden van bovenstaande regels (eventueel in combinatie):
Wel tweeklank: αυ, οι, υι
Geen tweeklank: υα, ιο, ιυ
Geen tweeklank: αϋ, οϊ, υϊ
Wel tweeklank: αῦ
Geen tweeklank: ᾶυ, αῧ
Wel tweeklank: Ὠι, ᾠ
Geen tweeklank: Ὠϊ, ὠι, ὠϊ