De accentuering van voornaamwoorden gaat in principe precies hetzelfde als die van bijvoeglijke naamwoorden op -ος / -η / -ον. Daarnaast gelden natuurlijk ook de vijf basisregels.

Dit geldt bijvoorbeeld voor αὐτός, de aanwijzende voornaamwoorden (οὗτος, ἐκεῖνος), de wederkerende en wederkerige voornaamwoorden (ἀλλήλων, ἐμαυτοῦ, σεαυτοῦ, ἑαυτοῦ), de bezittelijke voornaamwoorden (ἐμός, σός, ἡμέτερος, ὑμέτερος) en het betrekkelijk voornaamwoord ὅς.

Het persoonlijk voornaamwoord heeft een eigen, afwijkende accentuering.

1e ev2e ev1e mv2e mv
ἐγώ
ἐμοῦ
ἐμοί
ἐμέ
σύ
σοῦ
σοί
σέ
ἡμεῖς
ἡμῶν
ἡμῖν
ἡμᾶς
ὑμεῖς
ὑμῶν
ὑμῖν
ὑμᾶς

Dit zijn allemaal beklemtoonde vormen. Het enkelvoud heeft ook onbeklemtoonde vormen (μου, μοι, με / σου, σοι, σε), die tot de enclitica behoren.

Het vragend voornaamwoord τίς heeft altijd een accent op de eerste (of enige) lettergreep. Dit accent is altijd een acutus; ook als er een ander geaccentueerd woord op volgt, wordt het geen gravis. Τίς is het enige woord met deze eigenschap. Het is door het accent meestal te onderscheiden van zijn enclitische dubbelganger τις, aangezien deze tweede geen accent heeft, of als het nodig is, dan op de laatste lettergreep. Bovendien wordt dit accent wel een gravis als er een ander (geaccentueerd) woord op volgt. Alleen in sommige gevallen kunnen de vormen volledig op elkaar lijken.

Τίς ἥκει;
Wie komt er?

Τὶς ἥκει;
Komt er iemand?

Τίνος ἀδελφὸς εἶ;
Wiens broer ben jij?

Τινὸς ἀδελφὸς εἶ;
Ben jij iemands broer?

Τίς τι λέγει;
Wie zegt er iets?
Zegt er iemand iets?

Het aanwijzend voornaamwoord ὅδε en het betrekkelijk voornaamwoord ὅστις hebben allebei een enclitisch achtervoegsel (-δε en -τις), waardoor vormen als ἥδε (i.p.v. ἧδε) en οὗτινος (i.p.v. οὕτινος) geen overtreding van de basisregels zijn.

Het onbepaald voornaamwoord οὐδείς / μηδείς volgt het telwoord εἷς in de plaatsing van het accent, maar heeft wel altijd een acutus.

mnlvrlonz
οὐδείς
οὐδενός
οὐδενί
οὐδένα
οὐδεμία
οὐδεμιᾶς
οὐδεμιᾷ
οὐδεμίαν
οὐδέν
οὐδενός
οὐδενί
οὐδέν